Rituaal voor de Graad van Gezel

Dit is een beschrijving van het ritueel zoals dat tegenwoordig in bijna alle loges onder het Grootoosten wordt uitgevoerd. Een letterlijke weergave van het engelstalige rituaal is ook op deze site te vinden.



Nadat de loge is geopend deelt de Achtbaar Meester de leden van de loge mee dat de bijeenkomst tot doel heeft het bevorderen van en leerling tot gezel. De Ceremoniemeester krijgt de opdracht de leerling vóór de tempelpoort te geleiden.
Daar aangekomen laat de Ceremoniemeester de leerling met de leerlingslag (twee kort, een lang) aankloppen.
Als de leerling wordt binnengelaten houdt de Achtbaar Meester een Korte toespraak ter inleiding van de plaatsing vóór de spiegel, die hij besluit met de woorden:
"Bij uw binnentreden in de Loge hebt u de vraag horen stellen: ‘Is zijn Meester over hem voldaan?’. Broeder Voorbereider heeft toen geantwoord: ‘Wij vertrouwen dat zijn Meester over hem voldaan is’. U zult daaromtrent zelf een oordeel moeten geven als u oog in oog met uw Hoogste Rechter wordt geplaatst."
Er volgt een ogenblik stilte.
Daarop zegt de Meester: "Dat dan de Broeder Leerling voor zijn Hoogste Rechter trede."
De Ceremoniemeester geleidt de Leerling vóór de spiegel, laat hem daar gedurende enige ogenblikken staan en plaatst hem daarna weer tussen de beide Opzieners. Na enige ogenblikken van stilte zegt de Meester: "Broeder Leerling, in stilte bent u geconfronteerd met het oordeel van de Meester. Telkens wanneer u tegenover de Meester staat die u toeroept ‘Ziet op mij’, zal het u duidelijk worden dat ge steeds weer beitel en hamer ter hand zult moeten nemen om de Ruwe Steen te bewerken. Daarom, Broeder, zult u uw eerste reis maken met de hamer en beitel, de werktuigen van de Leerling. Aan de arbeid, mijn Broeder; begeef u daartoe naar de westzijde van het Tableau. Daar ziet u op de mozaïeke vloer de werktuigen van de Gezel. Neem daaruit de hamer en beitel en vat deze stevig vast in de linkerhand. Reis dan, met de rechterhand op uw hart, door het Noorden naar het Oosten, om daarna uw reis te vervolgen door het Zuiden terug naar het Westen, de plaats van uitgang."
Nadat de eerste reis is volbracht verklaart de Meester deze reis: "De eerste reis is volbracht: met de hamer en de beitel, de werktuigen van de Leerling. Deze reis deed u de noodzakelijkheid kennen om met kracht de arbeid aan u zelf voort te zetten, opdat uit de Ruwe Steen de Zuiver Kubiek in het volle licht trede.
Treedt opnieuw naar de westzijde van het Tableau. Leg hamer en beitel terug op de mozaïeke vloer. Neem de passer en de 24-delige maatstok op en vat deze werktuigen thans in de rechterhand. Maak dan uw tweede reis, nu door het Zuiden naar het Oosten en keer dan door het Noorden terug naar het Westen, de plaats van uitgang."
Ook deze reis wordt gemaakt en de Meester verklaart deze reis: "De tweede reis is volbracht: met de passer en de 24-delige maatstok, dienende om de met hamer en beitel verkregen vlakken van gelijkheid te maken tot gelijkmatige zijden van de Kubiek.
Deze reis deed u de noodzakelijkheid kennen om de strijd tussen licht en duisternis ìn u, nimmer uit de weg te gaan en om de duisternis geleidelijk te overwinnen.
Wil nu uw derde reis ondernemen. Treedt wederom naar de westzijde van het Tableau. Leg de passer en de maatstok terug op de mozaïeke vloer. Neem de koevoet op en vat dit werktuig in de rechterhand. Ga dan door het Noorden naar het Oosten en keer door het Zuiden terug naar het Westen, de plaats van uitgang."
Na afloop van de derde reis verklaart de Meester deze tocht: "De derde reis is volbracht: met de koevoet, een werktuig dienende om boven te brengen wat onder was. Deze reis deed u de noodzakelijkheid kennen om de duisternis te verdrijven, ook uit haar diepste schuilhoeken. Wil thans uw vierde reis ondernemen. Treed nogmaals naar de westzijde van het Tableau.
Leg de koevoet terug op de mozaïeke vloer. Neem de winkelhaak in de rechterhand. Reis nu door het Zuiden naar het Oosten en keer door het Noorden terug naar het Westen, de plaats van uitgang."

De vierde reis wordt als volgt door de Meester uitgelegd: "De vierde reis is volbracht: met de winkelhaak, dienende tot het bereiken van de volmaakte vorm, het maken van de volmaakte Kubiek. Deze reis deed u de noodzakelijkheid kennen om bij de strijd tegen de duisternis de grootst mogelijke nauwgezetheid te blijven betrachten. Bereid u thans voor op de vijfde en laatste reis. Treedt nogmaals naar de westzijde van het Tableau. Leg de winkelhaak terug op de mozaïeke vloer en reis nu zonder werktuigen door het Noorden naar het Oosten en vervolg uw reis door het Zuiden.
Daar aangekomen geeft de Meester één slag met zijn moker, waarna allen zich het Teken van Trouw stellen. Op dit ogenblik wordt de Vlammende Ster zichtbaar gemaakt en wendt de Ceremoniemeester de leerling een halve slag rechtsom en wijst daarbij met de rechterhand op de Vlammende Ster.
De Meester wijst met de rechterhand omhoog en zegt: "Aanschouw het licht van de vlammende Ster, met in het hart de letter G, symbool van het geestelijk licht van de Grote Geometer; eeuwige bron van alle volmaaktheid."
Na enige ogenblikken hernemen de Broeders hun plaatsen en geeft de Meester opdracht de reis te voltooien.
Ook nu weer verklaart de Meester na afloop deze reis: "De vijfde reis is volbracht: zonder werktuigen, te kennen gevende dat, wanneer de Zuivere Kubiek in het volle licht is getreden, geen werktuigen meer van node zijn.
Zij deed u de innerlijke beleving kennen van het hoogste in ons, de quintessens, slechts bereikbaar in het licht van de Vlammende Ster met de letter G."
De kandidaat wordt vervolgens naar het altaar geleid, waar hij moet knielen en zijn rechterhand tussen de geopende passer en winkelhaak moet leggen.

De Meester en de twee Opzieners stellen zich in het Gezellenteken en maken met hun zwaarden een driehoekige piramide boven het hoofd van de kandidaat.
De Meester ontvangt en neemt daarop de leerling aan als gezel, in naam van de Opperbouwmeester des Heelals, in opdracht van het Grootoosten der Nederlanden en uit hoofde van de macht, welke hem door de Achtbare Loge is toevertrouwd. De Meester geeft de gezellenslag (twee maal kort, drie maal lang) met zijn moker op het zwaard van de 2e Opziener en zegt 'Wijsheid', vervolgens de gezellenslag op het zwaard van de 1e Opziener 'Kracht' en de gezellenslag op zijn eigen zwaard: 'Schoonheid'. De nieuw-bevorderde gezel moet opstaan, alle Broeders gaan zitten.

Daarna houdt de Meester een toespraak: "Als Gezel zult gij uw schootsvel naar Nederlandse traditie dragen met de driehoekige klep naar boven gericht. Men wil daar wel de betekenis aan hechten dat de geest - verbeeld door de driehoek -, hoewel verbonden aan de stof der elementen – verbeeld door het vierkant -, opwaarts streeft en zoekt naar de quint-essens welke al het geschapene zijn diepere waarde geeft.
Evenals de Leerling, maakt gij u als Gezel als zodanig kenbaar door woord, teken en aanraking, waarmede tot uitdrukking wordt gebracht dat geheel uw handel en wandel de Gezel-Vrijmetselaar zal doen kennen.
Het paswoord van de Gezel komt overeen met zijn naam, Shibboleth. Het woord betekent korenaar. Het werd gesteld door Jephta, de Richter van Israël, bij de veren over de Jordaan na zijn slag tegen de mannen van Ephraïm teneinde vriend van vijand te kunnen scheiden. Gij kunt het woord vinden in Richteren 12 : 6.
Het teken wordt gemaakt door zich als Gezel in orde te stellen met de rechterhand met haaks uitgestoken duim horizontaal op het hart. Het teken wordt afgemaakt door de hand snel horizontaal naar rechts te trekken en vervolgens verticaal naar beneden, aldus.
Toont het teken en wordt daarin door de nieuwe Gezel gevolgd.
Het wordt verklaard als een aanduiding dat men zich dat gedeelte uit de oude eed van de Vrijmetselaren in herinnering roept waarbij deze getuigden dat zij zich liever het hart van onder de linkerborst zouden zien gerukt, dan ontrouw te worden aan het geheim der Vrijmetselarij.
De aanraking wordt aldus gegeven op het eerste gewricht van de middelvinger in hetzelfde ritme (..---) als ge hebt horen weerklinken op de zwaarden op het moment van uw bevestiging als Gezel.
Ook in de Gezellengraad kennen wij een Heilig Woord, waarmee ik u thans bekend zal maken.
De Meester treedt voor de oostzijde van de Zuivere Kubiek, stelt zich in orde en zegt:
A\ Mr\: Broeder 1e Opziener, wil mij het Heilig Woord geven.
1e Opziener stelt zich in orde en zegt: Achtbaar Meester, ik mag het niet uitspreken, schrijven, tekenen, graveren of insnijden.
A\ Mr\: Geef mij de eerste letter, ik zal u de tweede geven, en zo vervolgens.
1e Opz\: B.
A\ Mr\: O.
1e Opz\: A.
A\ Mr\: Z. Ik dank u, Broeder 1e Opziener.
 De Meester gaat uit het teken en treedt weer vóór de Gezel.
 A\ Mr\: Gij hebt gehoord op welke wijze het Heilig Woord wordt gegeven. De betekenis van dit woord is: In Hem is Kracht. Het was de naam van de Kolom ten Zuiden in de Voorhof van de Tempel van Salomo.
Tenslotte kennen wij nog bepaalde kenvragen. Mocht men u in onze kring vragen: Zijt gij Vrijmetselaar?, dan zal uw antwoord zijn: De letter G is mij bekend. Vraagt men u: Hoe oud zijt gij?, dan zal uw antwoord zijn: Vijf jaren naar de stijl der Vrije Metselaren. Dit betekent dat ge de eerste vijf treden van de tempeltrap hebt bestegen. Weet echter dat die trap meerdere treden heeft.
Mijn Broeder, gij zijt thans voldoende voorbereid om als Gezel-Vrijmetselaar de wereld in te gaan. Ik zend u uit om u als zodanig te doen kennen."
Hierna wordt de Opzieners opgedragen in hun kolommen aan te kondigen dat de nieuwe gezel van nu aan als Gezel-Vrijmetselaar zal worden erkend.
Als dit is geschiedt wordt de nieuwe gezel weer naar het midden van de loge geleid voor een uitleg bij het Tableau en om zijn eerste gezellenarbeid te verrichten.
De Redenaar zegt daarbij: "Broeder Gezel, gelijk bij de arbeid in de Leerling-graad, ligt bij die in de Gezellengraad het Tableau in het midden der Loge, wijzende de weg naar het Licht.
Op de arbeidsvloer ziet u opnieuw de aanduiding van Salomo’s tempel. Van de toegangstrap tot die tempel zijn door u thans vijf treden bestegen. Ter weerszijden van de trap vindt ge de kolommen Jakin en Boaz; de betekenis van deze namen is: ‘Hij zal oprichten’ en ‘In Hem is Kracht’, naar het gewijde woord: ‘Ik zal dit mijn huis bouwen om vast te staan voor altoos’.
U vindt er ook de onbeweeglijke kleinodiën, waarop de Leerlingen, de Gezellen en de Meesters hun arbeid verrichten. Ook ziet u er onze beweeglijke kleinodiën: winkelhaak, waterpas en schietlood, de emblemen van de Meester en de Opzieners der Loge, die de werklieden tot de arbeid roepen, de werkzaamheden leiden en na volbrachte arbeid de werklieden hun loon betalen en vergenoegd naar huis zenden.
Voorts ziet u er de lichten van de zon, maan en passer, want gelijk de zon de dag en de maan de nacht verlicht en regeert, zo verlicht en regeert de Meester de Loge. Tussen passer en winkelhaak vindt u de letter G, het hoogste symbool van deze graad, het Licht dat ons voorgaat gelijk de vurige zuil de kinderen Israëls in de duisternis door de woestijn geleidde. Moge u uw arbeid als Gezel verrichten in dàt Licht!
Achtbaar Meester, hiermede heeft het onderricht omtrent het Tableau plaats gehad."
A\ Mr\: "Broeder Redenaar, ik dank u voor uw arbeid. Herneem uw plaats in de kolommen.
Broeder 1e Opziener, wil thans de Gezel onderrichten in de eerste Gezellenarbeid."
De 1e Opz\ begeeft zich naar de zuidwesthoek van het Tableau en nodigt de Gezel uit zich naast hem op te stellen.
1e Opz\"Broeder, wil mij navolgen in de arbeid aan de kubieke steen. Deze kubieke steen , die u als Leerling reeds aanwezig wist in elke ruwe steen, trede thans voor u in het volle licht. Wil knielen op uw linkerknie en mij navolgen in het toetsen van de steen."
De toetsing geschiedt eerst met de winkelhaak in drie richtingen, vervolgens met de meetlat, eveneens in drie richtingen. De 1e Opziener gaat hierin voor. Zodra de arbeid is verricht, staan beiden op en wenden zich naar het Oosten.
Hierop wordt de kandidaat naar zijn plaats op de zuiderkolom geleid en wordt een kort stuk muziek gespeeld. Als de muziek is afgelopen wordt de nieuwe gezel wederom naar de oostzijde van het Tableau gebracht. De andere Broeders gaan daaromheen staan.
In de noordoosthoek van het Tableau staat een korenschoof opgesteld, waarop een houten nap met graankorrels is geplaatst. Terwijl de Meester de nap ter hand neemt en daaruit enkele graankorrels op het Tableau strooit zegt hij: "Een zaaier ging uit om te zaaien. En als hij zaaide, viel een deel op de weg, het werd vertreden en de vogelen des hemels aten het op. Een ander deel viel op de steenrots en, opgewassen zijnde, is het verdord omdat het geen vochtigheid had. Weer een ander deel viel in het midden van de doornen, en de doornen, mede opwassende, verstikten hetzelve.
Maar een deel viel in goede aarde en het wies en droeg vrucht, deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoud.
Wie oren heeft om te horen, die hore.
Volg mij na."
De Meester houdt de Gezel de nap voor, die daaruit enkele korrels neemt en deze op het Tableau strooit, waarna de Meester zegt: "Moge het leven van de Gezel getuigen van de kracht van het hoge beginsel dat voor hem gestalte heeft gekregen."
De Meester zegt dan, terwijl hij de Gezel een korenaar aanbiedt: "Broeder Gezel, wees gelijk een korenaar.
Wat gezaaid wordt in vergankelijkheid , wordt opgewekt in onvergankelijkheid. Wat gezaaid wordt in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht!"
Hierop gaan alle Broeders zitten en vindt er een vraag- en antwoordspel plaats waarin de bevordering nog eens overgedaan wordt en op enkele punten wordt verduidelijkt.


home