Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden

Ordewet tot regeling van het beheer van de geldmiddelen der Orde.


Art. 1.
Telken jare ontwerpt het Hoofdbestuur een begroting van de ontvangsten en uitgaven voor het komende boekjaar en neemt deze met een memorie van toelichting en een staat van de bezittingen en schulden op in de beschrijvingsbrief voor de gewone vergadering van het Grootoosten.

Art. 2.
De begroting wordt ingericht op zodanige wijze als het Hoofdbestuur, in overleg met de financië1e commissie, voor een goed overzicht het meest wenselijk voorkomt, met dien verstande, dat in afzonderlijke afdelingen (al of met gesplitst in onderafdelingen) zullen worden behandeld:
a. De Dienst van het Grootoosten.
b. Het Liefdefonds.
c. Algemeen Maçonniek Tijdschrift.

Art. 3.
1. De baten van de dienst van het Grootoosten bestaan uit de bijdragen van loges, uit te ontvangen rente, huren, vergoeding voor drukwerk als anderszins, uit aan de Orde opgekomen erfstellingen, legaten of schenkingen en voorts uit alle andere buitengewone baten, welke niet voor een bepaald aangewezen doel worden ontvangen.
De baten van het Liefdefonds bestaan uit de rente van het kapitaal van dit fonds en uit de voor dit fonds speciaal bestemde collecten, giften, erfstellingen, legaten en schenkingen.
2. Het Grootoosten is bevoegd, op voorstel van het Hoofdbestuur het saldo van de dienst van het Grootoosten geheel of gedeeltelijk over te schrijven op een der andere in art. 2 genoemde afdelingen.

Art. 4.
Vóór de 1e april na afloop van elk boekjaar maakt het Hoofdbestuur de rekening en verantwoording op van het beheer der geldmiddelen gedurende dat boekjaar naar de volgorde der begroting en met bijvoeging van de bescheiden en kwitantiën.
Deze rekening en verantwoording wordt in handen gesteld van de financiële commissie, die de daarbij overgelegde stukken met haar advies terugzendt aan het Hoofdbestuur.


terug naar vorige pagina