Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden
Ordewet Bestuur

 

HOOFDSTUK 1.
HET GROOTOOSTEN

Artikel 1
1. Het Grootoosten komt in gewone vergadering bijeen jaarlijks op een door het Hoofdbestuur te bepalen dag omstreeks 24 juni.
2. Elke vergadering van het Grootoosten wordt op een termijn van tenminste vier weken bijeengeroepen door bekendmaking van een beschrijvingsbrief, waarin de ter vergadering te behandelen punten zijn vermeld.
3. Voorstellen tot behandeling van enig punt op een gewoon Grootoosten, door een loge uiterlijk op 1 maart van het betreffende jaar bij het Hoofdbestuur ingediend en die, tot behandeling op een buitengewoon Grootoosten. mits vier weken voor de bekendmaking van de beschrijvingsbrief bij het Hoofdbestuur binnengekomen, worden evenals de voorstellen van het Hoofdbestuur zelf in de beschrijvingsbrief opgenomen.
4. Voorstellen niet in de beschrijvingsbrief opgenomen, kunnen slechts dan in behandeling worden genomen wanneer de noodzakelijkheid daarvan door een meerderheid van twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen wordt uitgesproken.

Artikel 2
1. De afgevaardigden, meester-vrijmetselaar zijnde, worden voor elke vergadering van het Grootoosten benoemd door de loges.
2 Iedere afgevaardigde oordeelt en stemt volgens eigen inzicht, hij zal echter zo veel als mogelijk is bij zijn stemgedrag rekening houden met het gevoelen van de loge die hem benoemde.

Artikel 3
Tot bijwoning van de vergaderingen van het Grootoosten worden door het Hoofdbestuur uitgenodigd:

a. de vaste vertegenwoordigers hier te lande van buitenlandse Grootloges;
b. de hier te lande vertoevende leden van het bestuur van een Provinciale Grootloge alsmede de hier te lande vertoevende Gedelegeerden van het Hoofdbestuur in enig gebied van de Orde buiten Nederland;
c. een vertegenwoordiger van elk van de door de Orde ingestelde lichamen;
d. de oud-leden van het Hoofdbestuur.
Artikel 4
Tot bijwoning van de vergaderingen van het Grootoosten kunnen door het Hoofdbestuur worden uitgenodigd:
a. hier te lande vertoevende hoogwaardigheidsbekleders van regelmatige buitenlandse Grootloges;
b. broeders, door regelmatige Grootloges met enige bijzondere opdracht voor de Orde, de Grootmeester of het Hoofdbestuur belast;
c. de hoogste autoriteiten hier te lande van Orden van vrijmetse1aren als bedoeld in artikel 4 lid 9 van de Ordegrondwet.
Artikel 5
1. Aan de in artikelen 3 en 4 genoemde broeders kan een bijzondere plaats worden aangewezen.
2. Hun kan in de vergadering door de voorzitter het woord worden verleend.

Artikel 6
1. De leden van de wetscommissie en van de financiële commissie maken als zodanig deel uit van de vergadering van het Grootoosten. Zij worden daartoe door de beschrijvingsbrief opgeroepen.
2. Zij hebben een raadgevende stem.

Artikel 7
1. Tot bijwoning van de vergadering kunnen door het Hoofdbestuur worden uitgenodigd, of op hun vooraf gedaan schriftelijk verzoek worden toegelaten, vrijmetselaren, voorzien van een bijzondere opdracht van maçonnieke instellingen, wanneer belangen van die instellingen rechtstreeks of zijdelings ter sprake zullen komen of de wenselijkheid wordt gevoeld, die ter sprake te brengen.
2. Zij hebben een raadgevende stem.

Artikel 8
1. Het Hoofdbestuur kan op hun verzoek tot bijwoning van de vergadering toelaten vrijmetselaren als verslaggevers van maçonnieke tijdschriften en bladen. Zij nemen niet deel aan de beraadslagingen en hebben geen stem.
2. Zij zijn gehouden bij het opnemen in hun bladen van verslagen omtrent de vergaderingen. zich te gedragen overeenkomstig de aanwijzingen hen door de voorzitter gegeven ten aanzien van de stof, die wel en die niet voor publicatie geschikt mag worden geacht.

Artikel 9
1. Alle andere vrijmetselaren, leden van de Orde of van een onder een andere regelmatige Grootloge ressorterende loge, kunnen als bezoekers worden toegelaten op vertoon van een door de Grootsecretaris verstrekte toegangskaart.
2. Bezoekers nemen niet deel aan de beraadslagingen en hebben geen stem.

Artikel 10
De Grootonderzoeker draagt zorg, dat slechts zij de vergadering bijwonen, die daartoe volgens de bepalingen van de statuten of deze Ordewet gerechtigd zijn.

Artikel 11
Indien het Grootoosten besluit tot het houden van een besloten zitting verlaten de in de artikelen 3, 4, 7 en 8 bedoelde broeders. voor zover zij niet tevens lid van het Hoofdbestuur, van de wetscommissie, van de financiële commissie, dan wel afgevaardigde van een loge zijn, alsmede de bezoekers bedoeld in artikel 9. de vergadering.

Artikel 12
Wanneer of voorzover de behandeling van de onderwerpen waarvoor een buitengewoon Grootoosten is belegd naar het oordeel van het Hoofdbestuur tot de gewone leden van de vergadering beperkt behoort te blijven, staat het het Hoofdbestuur vrij de bepalingen van de artikelen 3 sub a, c en d, 4 en 7 tot en met 9 buiten toepassing te houden.

Artikel 13
In elke vergadering wordt door de zorg van de Grootceremoniemeester een plaats aangewezen aan ieder lid van de vergadering en aan iedere door het Hoofdbestuur tot bijwoning van de vergadering uitgenodigde en toegelatene.

Artikel 14
Indien de vergadering besluit een bijzondere commissie in te stellen, kan zij de benoeming van commissieleden aan de voorzitter opdragen.

Artikel 15
1. Verkiezingen van personen geschieden door stemming met gesloten briefjes.
2. De stemming is nietig, wanneer minder dan de helft van de stemgerechtigde aanwezige leden een geldige stem heeft uitgebracht.
3. Een verkregen meerderheid geldt niet, indien het getal van de ingeleverde stembriefjes groter is dan dat van de stemgerechtigde aanwezige leden en dit invloed kan hebben op de uitslag.
4. Niet of niet behoorlijk ingevulde briefjes worden tot bepaling van de meerderheid niet meegerekend onder het getal van de geldig uitgebrachte stemmen.

Artikel 16
1. De voorzitter benoemt een of meer commissies van stemopneming, bestaande uit vijf leden, onder wie een lid van het Hoofdbestuur als voorzitter.
2. Zij beslist over de geldigheid van de stemming en stelt de uitslag van de stemming vast.

Artikel 17
1. De urgentie van een niet in de beschrijvingsbrief vermeld voorstel wordt door een urgentiecommissie onderzocht.
2. De voorzitter benoemt bij aanvang de leden van de urgentiecommissie en kiest daartoe uit elke regio één vertegenwoordiger.
3. Ieder van de afgevaardigden van de loge, die het voorstel heeft ingediend, is bevoegd de urgentie bij de commissie toe te lichten.
4. De commissie brengt zo spoedig mogelijk staande de vergadering verslag uit.

Artikel 18
1. Niemand voert het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en van hem verkregen te hebben.
2. De voorzitter verleent het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd.
3. Niemand spreekt meer dan twee malen over hetzelfde onderwerp dan met toestemming van de voorzitter.
4. Het woord wordt staande gevoerd.

Artikel 19
De orde van spreekbeurten kan worden verbroken, wanneer het woord wordt gevraagd over een persoonlijk feit of om een motie van orde in te dienen betreffende het voorstel of de voorstellen in behandeling.

Artikel 20
1. Indien een spreker zich onbehoorlijk gedraagt of van het onderwerp, dat in behandeling is, afwijkt, wordt hij door de voorzitter vermaand en tot de orde geroepen.
2. Gaat hij voort zich op gelijke wijze te gedragen, dan kan de voorzitter hem het woord ontnemen.

Artikel 21
1. Amendementen en moties worden schriftelijk ingediend bij de voorzitter.
2. Zij moeten om in behandeling te komen door de afgevaardigden van ten minste vier andere loges eenstemmig worden ondersteund.
3. Een motie tot sluiting van de beraadslaging behoeft niet schriftelijk te worden ingediend en kan door één afgevaardigde worden voorgesteld, daarover wordt geen discussie toegelaten. Tot stemming over een dergelijke motie wordt eerst overgegaan nadat op gedaan verzoek het woord is verleend aan de voorsteller, aan één voorstander en één tegenstander van het aan de orde zijnde onderwerp en eventueel aan de Grootredenaar tot het uitbrengen van preadvies.

Artikel 22
Indien een besloten vergadering wordt gehouden, kan door de voorzitter omtrent het daarin verhandelde geheimhouding worden opgelegd, welke door allen moet worden geëerbiedigd.

Artikel 23
Iedere afgevaardigde heeft het recht, na bekomen verlof van de vergadering, omtrent alle handelingen van het Hoofdbestuur staande de vergadering inlichtingen aan dat bestuur te vragen.

Artikel 24
Het woordelijk verslag van het verhandelde in de vergaderingen van het Grootoosten wordt door het Hoofdbestuur vastgesteld en ter kennis van de Orde gebracht.

Artikel 25
1. Na afloop van de gewone vergadering van het Grootoosten wordt de Sint Jan-Grootloge gehouden.
2. Het Hoofdbestuur bepaalt op welk uur deze Grootloge zal aanvangen en deelt dat mede in de beschrijvingsbrief voor de gewone vergadering van het Grootoosten.
3. Wordt na de Grootloge een broedermaal gehouden, dan is de regeling hiervan opgedragen aan het Hoofdbestuur, dat in de beschrijvingsbrief tijd en plaats van het broedermaal en de voorwaarden om daaraan deel te nemen meedeelt.

HOOFDSTUK II
HET BESTUUR

Afdeling 1.
Het Hoofdbestuur

Artikel 26
1. Het Hoofdbestuur is belast met het voorbereiden en uitvoeren van alles, wat in de vergadering van het Grootoosten wordt behandeld en beslist, het handhaaft de nakoming van de statuten en Ordewetten. zowel als van de voorschriften en besluiten. die het krachtens deze heeft uitgevaardigd of genomen.
2. Het is bevoegd de uitvoering van besluiten van het Grootoosten (geen Ordewetten zijnde) op te schorten indien het deze in volstrekte strijd acht met de statuten, of van oordeel is, dat het wezenlijk belang van de Orde zich tegen de uitvoering verzet. Het doet hiervan mededeling aan de loges.
3. Het beheert de bezittingen en geldmiddelen, voorzover dit beheer niet aan anderen is opgedragen, en heeft het dagelijks beleid en beheer van alle zaken, de algemene belangen van de Orde betreffende.
4. Het is voor zijn handelingen verantwoording verschuldigd aan het Grootoosten.

Artikel 27
1. Het Hoofdbestuur is bevoegd, binnen de grenzen door de statuten gesteld, voorschriften uit te vaardigen omtrent alle onderwerpen of punten, waaromtrent niet bij Ordewet is voorzien, of waarvan de regeling niet aan een Ordewet is voorbehouden. Deze voorschriften hebben kracht van wet, zolang zij niet bij besluit van het Grootoosten zijn ingetrokken of het daarin behandelde onderwerp of punt niet nader bij Ordewet is geregeld.
2. Omtrent onderwerpen, waarvan de regeling aan een Ordewet is voorbehouden, kan het Hoofdbestuur, zolang zodanige regeling niet heeft plaats gehad, maar waarvoor naar het oordeel van het Hoofdbestuur voorlopige voorziening nodig is, voorschriften vaststellen, die in de eerstvolgende vergadering van het Grootoosten aan de goedkeuring van deze worden onderworpen en inmiddels kracht van wet hebben.
3. Alle in dit artikel bedoelde voorschriften worden ter kennis gebracht van alle loges.

Artikel 28
Het Hoofdbestuur stelt zelf zijn wijze van vergaderen en besluitvorming vast.

Artikel 29
1. Het Hoofdbestuur pleegt jaarlijks, bij voorkeur in de maand januari, overleg met de in Nederland arbeidende Orden als bedoeld in artikel 4 lid 9 van de Ordegrondwet, zulks ter bevordering van het onderling begrip en zonder dat bindende besluiten worden genomen.
2. De bijeenkomst wordt voorgezeten door de Grootmeester.

Artikel 30
1. Het Hoofdbestuur kan voor een bepaald gebied buiten Nederland en buiten het ressort van een Provinciale Grootloge een Gedelegeerde, meester-vrijmetselaar. en eventueel een plaatsvervangend-Gedelegeerde benoemen, door wie het Hoofdbestuur zich in dat gebied kan laten vertegenwoordigen. De loges in dat gebied worden over de in deze functies te benoemen personen gehoord.
2. Het Hoofdbestuur stelt een instructie vast waarin wordt vastgelegd welke van de bevoegdheden van de Grootmeester en van het Hoofdbestuur in naam daarvan door de betreffende Gedelegeerde of diens plaatsvervanger in zijn gebied worden uitgeoefend.

Afdeling 2.
Provinciale Grootloges

Artikel 31
Buiten Nederland gevestigde, onder de Orde ressorterende, loges kunnen met goedkeuring van het Grootoosten zich verenigen tot een Provinciale Grootloge ter behartiging van hun gewestelijke belangen en ter bevordering van hun onderlinge samenwerking in de geest van de Orde.

Artikel 32
De aanvraag tot het oprichten van een Provinciale Grootloge geschiedt door tenminste drie loges en wordt door tussenkomst van de Gedelegeerde, indien deze is aangewezen. gericht tot het Hoofdbestuur dat de aanvraag, vergezeld van zijn pre-advies en eventueel het pre-advies van de Gedelegeerde, aan de beslissing van het Grootoosten onderwerpt. Het besluit tot oprichting wijst de grenzen van het ressort van de Provinciale Grootloge aan.

Artikel 33
1. Aan het hoofd van een Provinciale Grootloge staat een Provinciaal Grootmeester.
2. Het Provinciaal Bestuur bestaat uit de Provinciaal Grootmeester en de Provinciaal Grootofficieren.
3. De Provinciaal Grootmeester onderscheidenlijk het Provinciaal Bestuur oefent in zijn ressort namens de Grootmeester onderscheidenlijk het Hoofdbestuur al de taken en bevoegdheden uit, die de regelgeving van de Orde aan de Grootmeester onderscheidenlijk het Hoofdbestuur toekent. Tot vertegenwoordiging van de Orde naar buiten zijn zij niet bevoegd dan krachtens bijzondere volmacht van het Hoofdbestuur of van de Grootmeester en de Grootsecretaris.
4. De samenstelling van de Provinciale Grootlogevergadering en van het bestuur van de Provinciale Grootloge, alsmede beider rechten en plichten, worden verder door het reglement van de Provinciale Grootloge geregeld. Dit reglement, de wijzigingen daarin gemaakt, en alle andere verordeningen en besluiten van de Provinciale Grootloge en haar organen, worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan het Hoofdbestuur, hetwelk bevoegd is deze, op grond van strijd met bepalingen van de Ordewetgeving of met het algemeen Ordebelang, ter vernietiging, aanvulling of wijziging aan het Grootoosten voor te dragen. Maakt het Hoofdbestuur van deze bevoegdheid gebruik, dan kan het tevens de uitvoering van de aldus voorgedragen reglementen, reglementswijzigingen. verordeningen en besluiten schorsen, totdat op de voordracht is beslist
5. Aan de Provinciaal Grootmeester van het gebied, waarvoor bovenbedoelde voorschriften zijn gemaakt. komt gelijke bevoegdheid tot schorsing toe; maakt hij van deze bevoegdheid gebruik, dan onderwerpt hij zijn beslissing zo spoedig mogelijk aan de goedkeuring van het Hoofdbestuur

Artikel 34
1. Indien binnen het bij het reglement van een Provinciale Grootloge bepaalde ressort van die Provinciale Grootloge een vereniging als nieuwe loge wordt erkend, maakt deze loge van rechtswege deel uit van die Provinciale Grootloge.
2. Eenmaal tot de Provinciale Grootloge toegetreden loges blijven daartoe behoren, zolang deze bestaat.

Artikel 35
1. De buiten Nederland gevestigde loges zijn bevoegd vaste vertegenwoordigers in Nederland te benoemen. tot een zodanig getal als voor hen stemmen in her Grootoosten kunnen worden uitgebracht, en aan hen plaatsvervangers toe te voegen; zij doen van deze benoeming mededeling aan het Hoofdbestuur.
2. In dit geval worden de beschrijvingsbrieven en andere geschriften van het Hoofdbestuur ook aan deze vertegenwoordigers toegezonden.
3. In de vergaderingen van het Grootoosten treden de vaste vertegenwoordigers op als afgevaardigden.

Afdeling 3.
Diverse bestuurlijke aangelegenheden

§1. Algemeen

Artikel 36
Alle bekendmakingen vanwege her Hoofdbestuur op grond van de statuten en verdere reglementen van de Orde aan de leden kunnen geschieden:

a. door plaatsing in het Algemeen Maçonniek Tijdschrift of de opvolger daarvan, waarbij dat tijdschrift geacht wordt te zijn verschenen op de eerste van de maand, die het nummer waarin gepubliceerd wordt, draagt;
b. door verzending aan de secretarissen van de loges met opdracht om deze op de in hun loge gebruikelijke wijze aan de leden ter kennis te brengen.
Artikel 37
1. Het Hoofdbestuur is bevoegd instructies vast te stellen over:
a. de wijze waarop regelmatige gegevensuitwisseling met en verslaglegging door de loges plaatsvindt;
b. de wijze waarop wordt gecommuniceerd met (leden van) buitenlandse loges.
2. De loges en de leden van de Orde corresponderen niet dan door tussenkomst van het Hoofdbestuur met buitenlandse Grootloges.
3. Alle correspondentie van loges of vrijmetselaarskringen buiten Nederland met de Grootmeester of het Hoofdbestuur geschiedt door tussenkomst van het Provinciaal Bestuur of de Gedelegeerde, die de doorzending zo nodig van zijn commentaar vergezeld doet gaan.

§2. Functionarissen

Artikel 38
Het Hoofdbestuur benoemt, schorst en ontslaat functionarissen, meestervrijmetselaar zijnde, voor de leiding van en het beheer over

a. het bureau van de Orde;
b. de verzamelingen van de Orde;
en stelt voor deze de werkzaamheden, de bezoldiging en de titulatuur vast. Voorts benoemt het Hoofdbestuur hulpkrachten, voorzover het dit noodzakelijk acht.

§3. Financiële aangelegenheden.

Artikel 39
1. De Orde kent een financiële commissie. Deze commissie heeft tot taak het Hoofdbestuur gevraagd en ongevraagd van advies te dienen omtrent onderwerpen van financiële aard.
2. De commissie bestaat uit drie, door het Grootoosten op een door het Hoofdbestuur opgemaakte aanbeveling benoemde leden van de Orde, meester-vrijmetselaar en geen lid van het Hoofdbestuur zijnde.
3. Van de leden van de financiële commissie treedt ieder jaar één lid af volgens een door die commissie opgemaakt rooster. De aftredende is niet terstond herkiesbaar. Hij, die tussentijds tot lid dier commissie wordt verkozen, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij vervangt zou zijn afgetreden.
4. De commissie wijst een van haar leden tot voorzitter en een van haar leden tot secretaris aan.

Artikel 40
1. Met betrekking tot het beheer van de geldmiddelen loopt elk boekjaar gelijk met het kalenderjaar.
2. De in artikel 8 lid 4 van de statuten bedoelde begroting van de ontvangsten en uitgaven voor het komende jaar wordt, met een memorie van toelichting, opgenomen in de beschrijvingsbrief voor het jaarlijkse gewone Grootoosten.
3. De begroting wordt ingericht op zodanige wijze als het Hoofdbestuur, in overleg met de financiële commissie, voor een goed overzicht het meest wenselijk voorkomt, met dien verstande, dat in afzonderlijke afdelingen (al of niet gesplitst in onderafdelingen) zullen worden behandeld:

a. de dienst van de Orde;
b. de Verzamelingen van de Orde;
c. het Algemeen Maçonniek Tijdschrift.
4. Het Hoofdbestuur is slechts gemachtigd om de in de goedgekeurde begroting aangewezen uitgaven te doen, alsmede die welke zonder schade of nadeel voor de Orde niet op de goedkeuring van het Grootoosten kunnen wachten, alles onverminderd zijn plicht om die uitgaven te doen, die niet achterwege kunnen blijven zonder in strijd te komen met de Wet of de statuten en reglementen van de Orde.

Artikel 41
1. Het Hoofdbestuur stelt de in artikel 8 lid 4 van de statuten bedoelde rekening en verantwoording op, zoveel mogelijk ingericht op dezelfde wijze als de begroting van dat jaar, vóór 1 april van het daaraanvolgende jaar. Het legt de rekening, vergezeld van een staat van de bezittingen en schulden van de Orde per einde van dat boekjaar en voorzien van een toelichting, terstond na het gereedkomen voor aan de financiële commissie.
2. De financiële commissie toetst of de rekening en verantwoording een juist beeld geeft van de inkomsten, uitgaven en financiële toestand van de Orde in het betreffende boekjaar en of het Hoofdbestuur in de begroting of anderszins was gemachtigd tot de gedane uitgaven. Zij legt haar bevindingen neer in een verslag, waarin zij adviseert of aan het Hoofdbestuur kwijting en decharge voor het gevoerde beheer kan worden verleend en waarin zij alle verdere opmerkingen kan maken die zij dienstig acht.
3. De rekening en verantwoording, ondertekend door alle bestuursleden en, indien de handtekening van een of meer hunner ontbreekt met vermelding van de reden hiervan, wordt, met het advies ter zake van de financiële commissie, tijdig voor het Grootoosten bekend gemaakt.
4. De goedgekeurde rekening en verantwoording strekt het Hoofdbestuur tot kwijting en decharge ter zake van het beheer van de geldmiddelen in het betreffende boekjaar.

Artikel 42
1. Leden van het Hoofdbestuur, afgevaardigden, commissieleden en personeel in dienst van de Orde genieten voor het bijwonen van vergaderingen en voor andere verrichtingen ten dienste van de Orde vergoeding van reis en verblijfkosten ten laste van de kas van de Orde. De Grootthesaurier stelt periodiek de vergoedingsnormen vast en geeft daarvan kennis aan de loges en de betrokken commissies.
2. De declaraties moeten worden ingeleverd:

a. door de leden van het Hoofdbestuur en door het personeel in dienst van de Orde: bij de Grootthesaurier;
b. door de afgevaardigden van in Nederland gevestigde loges, die de vergadering van het Grootoosten hebben bijgewoond: bij de thesaurier van hun loges;
c. door de Voorzittend Meesters van in Nederland gevestigde loges of hun plaatsvervangers, die de bijeenkomst van Voorzittend Meesters als bedoeld in artikel 53 (regioconvent) hebben bijgewoond: bij de thesaurier van hun loges;
d. door de Voorzittend Meesters van in Nederland gevestigde loges en vrijmetselaarskringen of hun plaatsvervangers die de vergadering van Voorzittend Meesters als bedoeld in artikel 57 (meesterconvent) hebben bijgewoond: bij de thesaurier van hun loges;
e. door de vertegenwoordigers van overzeese loges die de vergadering van het Grootoosten en/of de vergadering van Voorzittend Meesters als bedoeld in artikel 57 (meesterconvent) hebben bijgewoond: bij de Grootthesaurier;
f. door commissieleden: bij de secretaris van hun commissie;
g. door leden van de Raad van Discipline: bij de griffier van de Raad.
3. In de gevallen waarin de declaraties bij een andere functionaris dan de Grootthesaurier moeten worden ingediend, worden zij door deze ter goedkeuring medeondertekend en door hem aan de Grootthesaurier doorgezonden. Laatstgenoemde beslist over de rechtmatigheid van de ingediende declaraties; in geval van twijfel beslist het Hoofdbestuur.
4. Alle declaraties, ook die welke overeenkomstig het hierna bepaalde verrekend worden op het certificaat van schuld, moeten binnen 3 maanden nadat de desbetreffende uitgave is geschied door de declarant of door de daartoe hierboven aangewezen functionaris bij de Grootthesaurier zijn ingeleverd. Bij overschrijding van deze termijn komt het recht op vergoeding te vervallen, onverminderd de bevoegdheid van de Grootthesaurier om de declaratie desondanks te honoreren.
5. Het door afgevaardigden van in Nederland gevestigde loges gedeclareerde en akkoord bevonden bedrag betreffende het bijwonen van het Grootoosten en van meesterconventen wordt op het certificaat van schuld in mindering gebracht op het totaal van de door de loges aan de Orde verschuldigde bedragen.
6 De door de Grootthesaurier voor akkoord getekende declaraties worden teruggezonden aan de loges, die deze voor 16 maart van het lopende werkjaar met de jaarlijkse verantwoordingsstukken (tabellen en certificaten van schuld) weer moeten overleggen aan het Grootsecretariaat.

Artikel 43
1. In januari van ieder jaar stelt het Hoofdbestuur het door iedere loge aan de Orde verschuldigde bedrag vast op basis van het ledenbestand van de loge per 1 januari. Het Hoofdbestuur geeft daarvan bericht aan de loges.
2. De loges worden in de gelegenheid gesteld aan het Hoofdbestuur eventuele mutaties te melden Dit laat onverlet de verplichting tot onverwijlde overmaking van het op de opgave van het Hoofdbestuur vermelde bedrag.
3. Indien op grond van de berichten van de loge een verrekening dient plaats te vinden, geschiedt zulks zo spoedig mogelijk.
4. Het Hoofdbestuur kan onder goedkeuring van het Grootoosten met een Provinciale Grootloge telkens voor niet langer dan drie jaren overeenkomen, dat de afdracht van de door de bij die Provinciale Grootloge aangesloten loges verschuldigde bijdragen wordt vervangen door een vaste jaarlijkse bijdrage van de Provinciale Grootloge, niet hoger dan het bedrag, dat bij het aangaan van de overeenkomst anders door die loges tezamen verschuldigd zou zijn.

Artikel 44

1. Er is een 'Noodfonds', hierna in dit artikel aan te duiden als het fonds.
2. Het fonds heeft ten doel nood, tengevolge van rampen in binnen- of buitenland ontstaan, te helpen lenigen door namens de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden gelden ter beschikking te stellen voor de hulpverlening aan de slachtoffers.
3. Het fonds staat ter beschikking van de Grootmeester, die in de omstandigheden, in het vorige lid bedoeld. aan de gelden een bestemming kan geven na overleg met het Hoofdbestuur van de Orde.
4. Het fonds wordt door het Hoofdbestuur afzonderlijk beheerd.
5. Het kapitaal van het fonds wordt gevormd door:

a. verplichte periodieke bijdragen van de loges;
b. giften en erfstellingen;
c. opbrengst van beleggingen.
6. De in het vorige lid onder a. bedoelde verplichte bijdrage wordt door het Grootoosten jaarlijks vastgesteld voor ieder op 1 januari van dat jaar bij de loge ingeschreven lid.

§4. Juridische aangelegenheden.

Artikel 45
1. De Orde kent een wetscommissie. Deze commissie heeft tot taak het Hoofdbestuur gevraagd en ongevraagd van advies te dienen over alle maatregelen van wetgevende aard. De adviezen, voorzover deze betrekking hebben op een voorstel tot wijziging van de statuten of Ordewetten, dan wel op onderwerpen waarvan de regeling naar het oordeel van de commissie of van het Hoofdbestuur bij Ordewet behoort te geschieden worden aan het Grootoosten medegedeeld.
2. De commissie bestaat uit:

a. vier, door het Grootoosten op een door het Hoofdbestuur opgemaakte aanbeveling benoemde leden van de Orde, meestervrijmetselaar en geen lid van het Hoofdbestuur zijnde;
b. de Grootredenaar als voorzitter.
3. Van de leden van de wetscommissie treedt ieder jaar de helft af volgens een door die commissie gemaakt rooster. De aftredende leden zijn terstond herkiesbaar. Hij, die tussentijds tot lid van de commissie wordt verkozen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens vacature hij is benoemd, zou zijn afgetreden.
4. De commissie wijst een van haar leden tot secretaris aan.
 

HOOFDSTUK III.
DE LOGES

Artikel 46
1. De aanvraag tot erkenning van een vereniging als loge moet worden ingediend bij het Hoofdbestuur. De vereniging dient ten minste zeven leden te tellen, die meester-vrijmetselaar en lid van de Orde zijn. De aanvraag moet de reden behelzen waarom zij wordt gedaan en voorstellen bevatten omtrent zetel, naam en onderscheidingskleur van de te erkennen loge.
2. Wanneer het betreft een aanvraag van een vereniging, gevestigd in het gebied van een Provinciale Grootloge of waarvoor een Gedelegeerde is aangesteld, wordt de aanvraag bij deze ingediend en vergezeld van haar of zijn pre-advies aan het Hoofdbestuur toegezonden.
3. Door het feit van het doen van de aanvraag verklaart de betrokken vereniging dat zij bij de erkenning als loge gebonden is aan de statuten, Ordewetten en verdere reglementen en besluiten van de Orde.
4. De aanvraag wordt zo spoedig mogelijk door het Hoofdbestuur met zijn pre-advies aan het Grootoosten ter beslissing voorgelegd.

Artikel 47
1. Het besluit tot erkenning van een vereniging als loge heeft tevens tot gevolg dat zij met ingang van haar installatie, doch niet eerder, bevoegd zal zijn rituele arbeid te verrichten.
2. Het Grootoosten kan in een latere vergadering besluiten tot intrekking van dit besluit of tot verandering van naam, zetel of onderscheidingskleur van de loge op een hiertoe strekkend, in de beschrijvingsbrief opgenomen gemotiveerd voorstel van het Hoofdbestuur, van de betrokken loge of van vijf andere loges.

Artikel 48
Een als zodanig erkende loge wordt door of vanwege het Hoofdbestuur geopend geïnstalleerd, haar naam, zetel, stichtingsjaar c.q. jaar van erkenning en rangnummer worden ingeschreven op de aan de Ordegrondwet gehechte lijst; zij, die de aanvraag tot haar erkenning deden, worden daarbij als haar gewone leden ingeschreven.

Artikel 49
1. Het besluit tot intrekking van de erkenning van een vereniging als loge kan door het Grootoosten worden genomen op een hiertoe strekkend, in de beschrijvingsbrief opgenomen, gemotiveerd voorstel van het Hoofdbestuur, van de betrokken loge of van vijf andere loges.
2. Behoort de loge tot het gebied van een Provinciale Grootloge of tot het gebied waarvoor een Gedelegeerde is aangesteld. dan wordt het Provinciaal bestuur onderscheidenlijk de Gedelegeerde vooraf gehoord.
3. In zodanig besluit wordt zo mogelijk mede opgenomen de regeling van de baten en lasten, zoals deze door die loge, na overleg met het Hoofdbestuur, is vastgesteld.
4. Zodra zodanig besluit is genomen, is de betrokken vereniging verplicht het archief en alle specifiek maçonnieke bezittingen van de opgeheven loge in eigendom over te dragen aan de Orde en aan het Hoofdbestuur af te geven.
5. Indien de opgeheven loge behoort tot het gebied, waar een Provinciale Grootloge is gevestigd, dan heeft de afgifte plaats aan het bestuur daarvan.
6. Indien de opgeheven loge behoort tot een gebied, waarvoor een gedelegeerde is aangesteld, dan heeft de afgifte aan hem plaats en draagt de gedelegeerde een en ander over aan het Hoofdbestuur.

Artikel 50

1. Het Hoofdbestuur stelt modelstatuten voor de loges vast.
2. Elke loge stelt jaarlijks het Hoofdbestuur in staat, kennis te nemen van hetgeen door haar in het afgelopen werkjaar is verricht. De wijze, waarop dit zal geschieden, wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Artikel 51
1. Verenigingen van leden van de Orde, gevestigd buiten de zetel van een loge, van wier leden ten minste één de meestergraad moet bezitten, kunnen onder de naam van vrijmetselaarskring door het Hoofdbestuur worden erkend als lichamen behorende tot het Ordeverband.
2. Deze erkenning geschiedt in een gebied, waar een Provinciale Grootloge is gevestigd, door het bestuur van die Provinciale Grootloge.
3. Door de Orde worden geen vrijmetselaarskringen erkend in landen, waar een regelmatige nationale Grootloge is gevestigd, zonder toestemming van deze Grootloge.
4. Wanneer een vrijmetselaarskring heeft opgehouden te bestaan, worden haar archief en alle specifiek maçonnieke bezittingen in eigendom overgedragen aan de Orde en aan het Hoofdbestuur afgegeven.
5. Wanneer een vrijmetselaarskring, behorend tot een gebied waar een Provinciale Grootloge is gevestigd, heeft opgehouden te bestaan, dan heeft de afgifte plaats aan het bestuur daarvan.
 

HOOFDSTUK IV.
DE REGIO- EN MEESTERCONVENTEN

Afdeling 1.
Regioconventen

Artikel 52
Het Hoofdbestuur deelt Nederland in regio’s in en stelt vast welke loges daartoe behoren.

Artikel 53
De Voorzittend Meesters van de loges in een regio komen geregeld bijeen onder leiding van het Hoofdbestuurslid aan wie de regio is toegewezen. Bij diens verhindering zal de Voorzittend Meester die op dat moment het langst in functie is zijn functie waarnemen, tenzij de regio-voorzitter reeds een plaatsvervanger heeft aangewezen.

Artikel 54
Deze bijeenkomsten, regioconventen genoemd, zijn bedoeld voor onderling overleg ter bevordering van goed contact en ter bespreking van Orde, regio- en logeaangelegenheden.

Artikel 55
Indien een Voorzittend Meester verhinderd is wordt zijn plaats ingenomen door een door hem aan te wijzen plaatsvervanger.

Artikel 56
De aan het overleg deelnemende loges bepalen in onderling beraad, wie zich met de administratieve werkzaamheden zal belasten. Van iedere bijeenkomst wordt onmiddellijk daarna een verslag opgesteld, dat tevens aan het Hoofdbestuur wordt toegezonden.

Afdeling 2.
Het meesterconvent

Artikel 57
1. Het Hoofdbestuur kan vergaderingen bijeen roepen van alle Voorzittend Meesters van de in Nederland gevestigde loges en vrijmetselaarskringen en van in Nederland gevestigde vertegenwoordigers van de loges buiten Nederland als bedoeld in artikel 35. Deze Voorzittend Meesters en de hier bedoelde vertegenwoordigers kunnen zich laten vervangen.
2. Heeft een buiten Nederland gevestigde loge meer dan één vertegenwoordiger, dan wordt alleen de oudst benoemde opgeroepen, die zich kan doen vervangen door een andere.
3. Deze bijeenkomsten worden meesterconventen genoemd.

Artikel 58
Een meesterconvent wordt ook gehouden binnen een termijn van zes weken na een daartoe aan het Hoofdbestuur gericht schriftelijk en gemotiveerd verzoek van een regioconvent, danwel van tenminste tien Voorzittend Meesters en/of vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 57.

Artikel 59
Een meesterconvent heeft tot doel:

a. het bespreken van belangrijke Orde- en logeaangelegenheden;
b. het uitbrengen van adviezen aan het Hoofdbestuur.
Artikel 60
1. De bijeenroeping tot een meesterconvent als bedoeld in artikel 57 wordt tijdig bekend gemaakt met vermelding van de onderwerpen, waarover beraadslaagd zal worden.
2. De voorgenomen bijeenroeping tot een meesterconvent ingevolge artikel 58 geschiedt rechtstreeks aan de loges en vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 57 lid 1, eveneens onder vermelding van de onderwerpen waarover beraadslaging voorgesteld wordt.
3. De Grootmeester, of bij zijn afwezigheid diens plaatsvervanger, is voorzitter van het meesterconvent. Zijn beiden afwezig, dan wordt het meesterconvent voorgezeten door een ander Hoofdbestuurslid.
4. Is bij een ingevolge lid 2 van dit artikel bijeengeroepen vergadering van het meesterconvent niemand van het Hoofdbestuur aanwezig, dan wordt dit meesterconvent voorgezeten door de Voorzittend Meester van de oudst aanwezig zijnde van de loges die dit meesterconvent hebben bijeengeroepen.
5. Het bepaalde in artikel 59 sub b. blijft onverminderd van kracht.
 

HOOFDSTUK V.
SLOTBEPALING

Artikel 61.
Deze wet wordt in de reglementen van de Orde aangeduid als '"Ordewet Bestuur'. 


home