Rituaal voor de Graad van Meester

Dit is een beschrijving van het ritueel zoals dat tegenwoordig in bijna alle loges onder het Grootoosten wordt uitgevoerd. Een letterlijke weergave van het engelstalige rituaal is ook op deze site te vinden.


Na de opening geeft de Eerwaarde Meester aan dat in deze bijeenkomst een gezel verheven zal worden tot meester-vrijmetselaar.
De gezel wordt vóór de tempelpoort geplaatst, met zijn rug naar de poort. De Voorbereider klopt aan met de gezellenslag (twee maal kort, drie maal lang), de poort wordt geopend en de kandidaat wordt achterwaarts naar binnen geleid.
Daarop geeft de Redenaar het eerste deel van de mythe van de meestergraad: "Het geschiedde in die dagen, dat Salomo de wens gedacht zijns vaders, Koning David, om een tempel te bouwen, de heer zijnen God waardig; want oorlogen hadden gewoed, vele waren de vijanden geweest, en zo was David gestorven zonder zijn voornemen te mogen volvoeren.
Doch toen Salomo de troon zijns vaders had bestegen, waren de vijanden geweken; de klank der wapenen was verstild, vrede en rust heersten alom; en zo besloot Salomo dat de tijd rijp was voor de bouw. En deed hij alle steenhouwers, metselaren, smeden en timmerlieden vóór zich treden – en zij kwamen in grote getale – maar hij bevond géén hunner bekwaam de bouw van de tempel te leiden. Toen zond hij boden naar Hiram, koning van Tyrus, en deed hen zeggen: "Gij die een vriend waart mijns vaders, ontzeg mij uw hulp niet, want ik wil thans doen wat mijn vader niet vermocht, en een tempel bouwen, de Heer mijnen God waardig. Doch daar is niemand onder de mijnen aan wie ik een zo grote arbeid kan toevertrouwen."
De boden, gekomen zijnde voor koning Hiram, spraken de woorden die Salomo hun gesproken had en Hiram verheugde zich over de woorden der boden en gaf hun de bekwaamste zijner bouwmeesters mede. Zijn naam was Hiram Abiff, en hij was de zoon ener weduwe.
Hiram Abiff nu, gekomen zijnde op de plaats van de bouw, overzag de schare der werklieden, beproefde hen op hun kunde en deelde hen daarnaar in. In drie groepen deelde hij hen in: die der leerlingen, die der gezellen en die der meesters. En van deze drie waren de meesters de bekwaamsten, en hun loon was naar gelang hun bekwaamheid. Ook wees hij aan de plaatsen waar de werklieden hun loon zouden ontvangen; deze was voor de leerlingen de kolom J, voor de gezellen de kolom B, maar het loon van de meesters deed hij uitbetalen in de middenkamer.
Daar nu de werklieden zó vele in aantal waren dat niemand hen allen van aangezicht zoude kunnen herkennen, zo gaf hij de meesters een woord en een teken, opdat zij zich als zodanig kenbaar zouden kunnen maken; en evenzo deed hij de gezellen en de leerlingen. Aldus werkte ieder hunner in de groep waarin hij was ingedeeld en in de graad waartoe hij bekwaam was, en daar konden geen vreemden zich mengen onder de werklieden van Hiram Abiff. Zo was de regeling die hij trof voor de bouw van de tempel en zij kwam de arbeid ten goede.
Hiram Abiff nu placht wanneer de zon haar hoogste stand aan de hemel had bereikt en het volle middag was geworden, in de tempel te gaan om te bidden. En op een dag, zijn gebed beëindigd hebbende en huiswaarts willende keren om te rusten, wachtte hem een gezel op aan de zuiderpoort, die hem aanhield en zeide: "Meester, geeft mij het meesterwoord." Hiram Abiff antwoordde: "Gij dwaalt, alleen door eigen verdiensten zult gij het meesterwoord deelachtig kunnen worden." De gezel echter, niet tevreden met dit antwoord en zijn toeleg mislukt ziende, naam de 24-delige maatstok, het werktuig dat hij bij zich droeg, en gaf de meester daarmee een slag op de keel. Hiram Abiff week van hem en haastte zich naar de westerpoort. Doch ook daar wachtte hem een gezel op, die hem aanhield en vroeg: "Meester, geef mij het meesterwoord." En de meester antwoordde hem gelijk hij de eerste gezel had geantwoord; doch ook deze gezel, hiermee niet tevreden, nam de winkelhaak, het werktuig dat hij bij zich droeg en gaf de meester daarmee een slag op het hart. Andermaal week Hiram Abiff en snelde naar de oosterpoort, doch ook daar wachtte hem een gezel op, die hem aanhield, zeggende: "Meester, geef mij het meesterwoord." En ten derde male antwoordde hem de meester naar waarheid, gelijk hij de beide anderen had geantwoord. Doch ook deze gezel, niet tevreden met zijn antwoord en zijn toeleg mislukt ziende, nam de hamer, het werktuig dat hij bij zich droeg, en gaf de meester een slag op het voorhoofd, dat hij neerstortte en stierf.
De drie gezellen, samengekomen bij het lichaam huns meesters, namen het op, droegen het naar buiten en begroeven het ijlings in alle stilte om hun misdaad te verbergen. Op de lage grafheuvel die zij inderhaast opwierpen, plantten zij een acaciatak, opdat het graf huns meesters voor hen drieën herkenbaar zoude zijn, want groot was hun wroeging en scherp de knaging van hun geweten."
Daarop wordt de gezel opgedragen zijn laatste reis, de reis tot het meesterschap te ondernemen. Alle aanwezigen gaan in de kolommen staan, in de houding van trouw. De kandidaat wordt door de Ceremoniemeester aan de hand zijdelings, met het gezicht naar de buitenkant van de loge gekeerd, door het Noorden naar het Oosten geleid. In het Oosten aangekomen wordt door de Redenaar vastgesteld dat zelfs het Oosten ledig is. De reis wordt voorgezet naar het Zuiden. Daar merkt de Redenaar op dat het hem liever was de keel afgesneden te zijn dan deel te hebben genomen aan de moord op Hiram Abiff. Alle aanwezigen maken in reactie op deze tekst het leerlingteken.
De reis wordt voortgezet. In het Westen aangekomen verklaart de Redenaar dat hem liever de hart uit de borst gescheurd zou worden. De aanwezigen stellen zich in het gezellenteken.
De Eerwaarde Meester begeeft zich naar de troon; de reis wordt voortgezet. In het Noorden wordt wederom halt gehouden, waarbij de Redenaar klaagt dat hem liever het lichaam in tweeën gedeeld ware. Alle aanwezigen stellen zich in reactie daarop in het meesterteken. De gezel wordt verder naar het Oosten geleid.
Red\: "Toen de volgende dag bij het opgaan der zon Hiram Abiff niet in de tempel verscheen om de arbeid te leiden en aldaar sporen van bloed werden aangetroffen, beving de meesters een grote vrees om het lot van hun bouwmeester. Zij riepen zijn naam in de tempel en daarbuiten, in de stad en onder het volk, vele malen, maar daar was er geen die antwoordde; en zij vroegen eenieder die nabij was: "Zeg mij, hebt gij de meester gezien?" Maar daar was er wederom geen die antwoordde, en hun verslagenheid was groot.
Toen traden zij voor het aangezicht des konings, zeggende: "Hiram Abiff, , uw bouwmeester, is heden bij het opgaan der zon niet in de tempel gekomen om onze arbeid te leiden. Wij zochten hem in de tempel en daarbuiten, wij riepen zijn naam allerwegen en ondervroegen het volk, maar daar was er geen die antwoordde en niemand die de meester gezien had. En nu is er angst in ons hart om het lot van Hiram Abiff, want bij de zuiderpoort des tempels vonden wij sporen van bloed en bij de westerpoort vonden wij hetzelfde en alzo ook bij de oosterpoort.
En Salomo, gegrepen door een grote ongerustheid om het lot van zijn bouwmeester, zond drie meesters uit om Hiram Abiff te zoeken. De drie meesters togen uit en zochten de meester, maar zij vonden hem niet, en, weergekeerd zijnde, traden zij vóór Salomo en bekenden hem dat zij de meester niet hadden gevonden, waar zij ook hadden gezocht.
Toen zond Salomo vijf meesters uit en, hoewel zij nog langer en nog verder zochten, ook hun zoeken bleef vruchteloos en, wedergekeerd zijnde voor hun koning, bekenden zij, dat het hun insgelijks was vergaan.
Salomo, in steeds groten ongerustheid om het lot van Hiram Abiff, gelastte ten derde male dat men hem zou zoeken en, negen meesters uitgekozen hebbende, bezwoer hij hen de bouwmeester te vinden. En daar hij nu vreesde dat mèt Hiram Abiff het geheim van het meesterwoord en het meesterteken verloren was gegaan, gelastte hij dat een ander meesterwoord en een ander meesterteken zou worden aangenomen, zijnde het eerste teken dat gegeven en het eerste woord dat gesproken zou worden wanneer men de meester mocht wedervinden. Deze zouden dan zijn voor alle meesters bouwende aan de tempel het nieuwe meesterteken en het nieuwe meesterwoord."
De Redenaar herneemt zijn plaats.
De Eerwaarde Meester stelt vast dat, omdat de Meester is neergeslagen, het heilige woord verloren is gegaan. Hij vraagt de gezel of deze bereid is alles te beproeven om het woord te hervinden.
Als de kandidaat bevestigend heeft geantwoord, wordt hij met zijn rug naar het tableau geplaatst. De Eerwaarde Meester daalt van zijn troon en gaat tegenover de gezel staan. Onder het uiten van het woord 'Wijsheid' geeft hij de gezel een slag met zijn moker tegen de linkerschouder; met het woord 'Kracht' tegen de borst en met het woord 'Schoonheid' duwt hij de gezel achterover. Beide Opzieners vangen hem op, leggen hem achterover en bedekken hem met het kleed en een acaciatak. Daarbij leggen ze de hand van de gezel op zijn borst en zijn rechterknie in een rechte hoek opgetrokken.
De Eerwaarde Meester en beide Opzieners keren terug naar hun plaatsen.
Na een kort ogenblik van stilte zegt de E\ Mr\: Broeder 2e Opziener, hoe laat is het?
2e Opz\: Het is volle middernacht.
De Br\ van Talent geeft 12 slagen op de gong, aanvangende bij het woord "volle".
E\ Mr\: Het is volle middernacht, uur van het einde, overgang naar het begin.
Het licht van de Vlammende Ster wordt ontstoken.
Na een kort ogenblik van stilte zegt de E\ Mr\: Broeders Opzieners, heden bij de aanvang van de arbeid is de meester niet op het werk verschenen. Ik ben zijn lot beducht en ik zend u uit om hem te zoeken.
De 1e en 2e Opz\ verlaten hun plaatsen en gaan langs hun kolom tot het midden van het Tableau, Daar aangekomen, keert de 1e Opz\ een halve slag linksom en maakt vervolgens een rondgang om het Tableau langs de west-, noord- en oostzijde tot het midden van de zuidzijde, waarna hij zich rechtsom naar het O\ wendt. Tegelijkertijd maakt de 2e Opz\ een rondgang langs de oost-, zuid- en westzijde tot het midden van de noordzijde.
Beiden maken tijdens hun rondgang gebaren van een zoekende en beroeren tenslotte met de rechterhand het kleed.
De 2e Opziener deelt de Eerwaarde Meester mee dat hij een heuvel heeft gevonden, met verse graafsporen en een acaciatak. Zijn krachten waren echter niet toereikend om op te graven.
Dit wordt bevestigd door de 1e Opziener. Hierop komt de Eerwaarde Meester zelf in actie: hij loopt naar de gezel toe, slaat het kleed open en zegt: "Mac Benac".
E\ Mr\: Broeder 2e Opziener, beproeft gij de Meester op te richten met de aanraking van de Leerling.
Geschiedt.
2e Opz\: Ik heb het beproefd, Eerwaarde Meester, maar mijn krachten waren niet toereiken.
E\ Mr\: Broeder 1e Opziener, beproeft gij de Meester op te richten met de aanraking van de Gezel.
Geschiedt.
1e Opz\: Eerwaarde Meester, ook mijn pogen was vruchteloos.
E\ Mr\: Daar gij beiden, Broeders Opzieners, niet in uw pogen zijt geslaagd, zo zal ìk dáár waar Wijsheid en Kracht zich verenigen tot Schoonheid, mijn krachten beproeven.
De E\ Mr\ vat de rechterhand van de Gezel in de Meestergreep, zet zijn rechtervoet tegen die van de Gezel, plaatst zijn rechterknie tegen die van de Gezel, heft hem op – waarbij de Opzz\ behulpzaam zijn - , zeggende
E\ Mr\: Hand in hand, voet tegen voet, knie aan knie, vormen wij samen één macht, schouder aan schouder, de arm om de hals van de Meester geslagen en niets kan ons meer scheiden!
En zegt de Gezel met zachte stem in het oor:
E\ Mr\: Mac Benac.
De tempel wordt op dat moment geheel verlicht.
De E\ Mr\ slaat de driehoek van het schootsvel van de nieuw-verheven Meester omlaag en zegt:
E\ Mr\: Broeders, herneemt uw plaatsen.
De E\ Mr\ keert naar de troon terug. De Opzz\ en de nieuw-verheven Meester blijven staan.
E\ Mr\: Broeders Opzieners, wil thans de nieuw-verheven Meester de Zuivere Kubiek doen naderen; laat hem daar knielen op beide knieën en laat hem beide handen leggen op de drie Grote Lichten.
Geschiedt. De Opzieners stellen zich op de zuid- c.q. de noordzijde van de Zuivere Kubiek. De E\ Mr\ verlaat opnieuw de troon. Hij neemt zijn moker mee en stelt zich op aan de oostzijde.
Hierop wordt de gezel door de Eerwaarde Meester "door het nieuwe meesterwoord en door de vijf punten van het meesterschap" meester-vrijmetselaar.
E\ Mr\: Sta op, Broeder Meester, Giblim is thans uw naam.
Hierop wordt een broederketen gevormd, waarbij de Eerwaarde Meester een korte toespraak houdt. Aan het eind van die toespraak gaat de Redenaar verder met het tweede deel van de Hiram-mythe.
Red\ Alzo trokken dan de negen meesters uit om Hiram Abiff te zoeken. Zij zochten in de tempel en daarbuiten; in de straten der stad en op de landwegen, maar de schemering kwam over de velden en de duisternis viel en het werd nacht, zodat zij niet zagen waarheen zij hun schreden zouden richten en eraan wanhoopten ‘s konings opdracht ooit te kunnen volvoeren.
Doch opeens werden zij een lichtschijnsel gewaar dat allengs in helderheid toenam, en hun schreden daarnaar richtende, herkenden zij het licht van de Vlammende Ster. En haar schijnsel volgende, kwamen zij bij een lage heuvel, waarvan de aarde sinds korte tijd was opgeworpen en waarin een acaciatak was geplant.
De negen meesters, begrijpende dat zij de plaats des meesters hadden gevonden, groeven de aarde op en vonden tenslotte hun verloren meester, hem herkennende in het licht van de Vlammende Ster. En hevig was hun ontroering; en het gebaar dat zij maakten in hun bewogenheid bij het weerzien van de meester, was aldus: De Red\ maakt hier het Groot Meesterteken.
Zo werd dit het nieuwe meesterteken en is zulks gebleven tot op de huidige dag.
Toen poogde één der meesters Hiram Abiff op te richten en, zich buigende over het graf, greep hij de hand des meesters op de wijze van de leerling, doch zijn pogen bleef vruchteloos. En een tweede meester, zich buigende over het graf, greep de hand des meesters op de wijze van de gezel, doch ook zijn pogen bleef zonder gevolg. Toen boog een derde meester zich over het graf en, de meester stevig vattende bij de pols, richtte hij hem op, staande hand in hand, voet tegen voet, knie aan knie, schouder aan schouder en de arm om de hals van de herrezen meester; alzo door de vijf punten van het meesterschap. En allen die om het graf stonden zagen dat de meester die zij gestorven waanden, weder was opgestaan, werden zeer bewogen, en in hun ontroering riepen zij uit: "Mac Benac", hetgeen overgezet zijnde, is: "Hij leeft in de zoon". Alzo geschiedde het dat dit woord, het eerst gesproken na het wedervinden van de meester, het nieuwe meesterwoord werd en zulks is gebleven tot op deze dag.
Het oude meesterwoord is voor de wereld verloren gegaan en de wereld kent het niet, maar Salomo deed het griffen in een driehoek van zuiver goud, en, deze dragende naar het midden van de tempel, plaatste hij het in het Heilige der Heiligen.
E\ Mr\: Broeder Ceremoniemeester, wil thans de nieuw-verheven Meester weer vóór de Zuivere Kubiek geleiden.
Geschiedt. De E\ Mr\ verlaat de troon, stelt zich op aan de oostzijde van de Zuivere Kubiek en zegt: Broeder …, door het feit van uw verheffing zijt gij reeds op de hoogte met de belangrijkste geheimen van de Meestergraad. Gij zijt reeds als zodanig gekleed met de klep van het schootsvel over het vierkant: geest en stof in de juiste verhouding met elkaar verenigd.
Het Groot Meesterteken en het nieuwe Meesterwoord werden u bij uw verheffing medegedeeld en de Red\ heeft dit verklaard in het tweede gedeelte van de mythe.
Gij zijt verheven door de vijf punten van het Meesterschap, waarbij ge de greep van de Meester hebt gevoeld. Ik zal u deze aanraking nogmaals geven. Het is de zogenaamde leeuwengreep, diep in de palm van de hand, de wijsvinger boven op de pols en de duim en de overige vingers om de pols heen. (Doet zulks).
Wanneer deze aanraking wordt gegeven, vraagt dit om het geven van het Meesterwoord. Dit kan alleen worden gegeven als men zich heeft gesteld in de vijf punten van het Meesterschap: hand in hand, voet tegen voet, knie aan knie, schouder aan schouder en de arm om de hals van de Meester geslagen.
Daarom kan de greep alleen in geopende Loge worden gegeven.
Behalve de aanraking, kennen wij in de Meestergraad ook een woord en een teken. Het paswoord komt overeen met uw naam in deze graad. Het is Giblim en de betekenis van de naam is: bekwaam bouwer. Het Klein Meesterteken wordt gemaakt door de horizontaal gestrekte rechterhand met de duim haaks op de vingers van de hand midden voor het lichaam te brengen; op deze wijze stellen wij ons in orde in deze graad. Wil mij hierin navolgen. (Geschiedt). Het teken wordt voltooid door de hand snel en horizontaal naar rechts te brengen en vervolgens verticaal naar beneden langs het lichaam (doet dit, daarin nagevolgd door de kandidaat). Dit teken zou duiden op dat gedeelte uit de oude eed van de Vrije Metselaren, waarin zij getuigden zich liever het lichaam in tweeën gedeeld te zien, dan ontrouw te zijn aan het geheim der Vrijmetselarij.
Thans, nu gij tot Meester zijt verheven, zult ge echter ook de samenhang beseffen tussen de mythe en de tekens van Leerling, Gezel en Meester.
Vraagt men u thans of gij Vrijmetselaar zijt, dan zal uw antwoord zijn: ‘Beproef mij, neem mij aan of verwerp mij, de acacia is mij bekend’ (de kandidaat herhaald dit). Vraagt men u naar uw leeftijd, dan zult gij antwoorden: ‘zeven jaren naar de stijl der Vrije Metselaren’ (de kandidaat herhaald dit), hetgeen betekent dat ge zeven treden van de tempeltrap hebt bestegen en toegang hebt gekregen tot de Middenkamer.
Naar oud continentaal gebruik dien ik u thans bekend te maken met het noodteken. Dit wordt aldus gegeven – wil mij hierin navolgen -: de vingers van beide handen worden ineengestrengeld en de handen met de rugzijde tegen het voorhoofd gebracht, terwijl het hoofd schuin omhoog kijkt. Gelijktijdig wordt met de rechtervoet een korte stap achterwaarts gemaakt, terwijl de woorden worden uitgesproken: ‘Helpt mij, kinderen der weduwe’ of wel in het Frans: "A moi, enfants de la veuve’.
Beiden keren weer terug in de ruststand in de houding van trouw.
Weet dat dit teken nimmer lichtvaardig gegeven zal worden. Mocht gij dit teken ooit zien maken, besef dan dat een ziel in nood verkeert en tracht uw Broeder te hulp te komen voor zover zulks in uw vermogen ligt hem bij te staan.
Hierop wordt de Opzieners opgedragen de erkenning van nieuw-verheven meester te verkondigen in hun kolommen.
Tot slot van de verheffingsceremonie wordt de nieuwe meester opgedragen zijn eerste meesterarbeid te verrichten: hij moet met een passer een cirkel op het tekenbord tekenen.
E\ Mr\: De eeuwige cirkel is getekend, waarvan het middelpunt overal, de omtrek nergens is; een arbeid de Meester waardig!
De E\ Mr\ geeft de Ceremoniemeester opdracht het tekenbord tegen de Zuivere Kubiek te plaatsen en neemt de passer weer in ontvangst. Hij laat de nieuw-verheven Meester een plaats innemen in de kolommen en bestijgt zelf de troon.
Hierna volgt het vraag- en antwoordspel, waarbij de verheffing nog eens dunnetjes wordt overgedaan en op enkele punten geduid en wordt de loge gesloten.


home