26e Gr\ Heer van Mededogen

Uit: The Intermediate Degrees 19° - 29°, 1982.

The Lodge is called the ‘Third Heaven’ (of Eternity) and is hung with green curtains and decorated with 9 pillars, alternately white and red. Each pillar has an arm with 9 lights. The W.M. is called ‘Excellent Prince’ and Sits in the East. He wears a tricoloured tunic of the colours of the degree, green, red and white, and a crown with 9 gold arrow points. He carries an arrow instead of a maul. In front of him, on a triangular table, is a statue of Truth, represented by a woman holding a mirror. It is kept veiled with the colours of the degree until it is uncovered for the Candidate to see. The table has a drawer holding a triangular ‘Book of Truth’. An arrow lies on the table.
There are two Wardens, 1st and 2nd Excellencies, who also use an arrow instead of a maul. The other officers are an Orator, a Conductor-Examiner, a Treasurer, a Guardian of the Holy Symbols (the Statue and the Book) who wears a helmet, and a High Priest. The brethren are entitled Very Excellent. Their regalia is a red apron with an embroidered triangle of white and green in the centre, and a tricoloured sash. The jewel of the degree, an equilateral triangle in gold, hangs at the end of the sash.
The triangular floor cloth is unrolled, even if there is no candidate. There are also two ladders: a step-ladder of 9 rungs and a perpendicular ladder of 3 rungs (Faith, Hope and Charity) held upright in a frame.
The legend of the degree is based on the Triple Covenant of Mercy which God made with Man; first with Abraham through circumcision; next with the Israelites in the Wilderness of Sinai through the mediation of Moses; and finally with all Mankind by the Passion of Christ. The symbolic development of the number 3 is important in the degree but its principal lessons are based on the value of truth.
The blindfolded Candidate is a Knight of the Brazen Serpent who wishes to climb to the 3rd Heaven. After questioning, he mounts the ladder of 9 rungs. Though warned of the danger, he persists and is told to step onwards. As he falls, he is caught and lowered to the ground, which he is told is the 1st Heaven. The Candidate now mounts the short ladder and heat from a flame is put near him. He is told that he is feeling heat from the stars. He descends from the ladder onto the 2nd Heaven. He still wishes to go forward and, after another short test, he arrives at the 3rd Heaven. The blindfold is removed and he is made to repeat the Apprentice’s oath of secrecy.
A first explanation of the floor cloth is then given. Its designs are explained in threes and concern mainly the three Covenants of God with Man.
The Candidate makes the Master Mason’s oath of secrecy and a second explanation of the floor cloth is given. The Covenants are still referred to, but the chief emphasis is on the Philosopher’s Stone and alchemy. This is followed by a catechism which shows that the Princes of Mercy have the knowledge of how to transmute base metal into gold.
The Candidate is then told that, in due course, he will be given a chest of gold to spend as he likes, but the statue of Truth is now unveiled. After another oath of secrecy, the Book of Truth is read to him. It stresses that wealth is of little importance and that the character of a man is his most valuable asset. A third explanation of the floor cloth is given. This deals with more modern themes, referring to the Templars as well as to hermetic mysteries.
The Candidate is then constituted a Prince of Mercy and is entrusted during the catechism that follows. The degree ends with an explanation of the number 3, the most perfect number in the eyes of Masons’, and his attention is drawn to the frequency with which it is used in the degree.

Key to the 26° Transparency
1. The Excellent Prince's Crown with 9 arrow points of gold.
2. His arrow, used as a maul, with red and green feathers, a white shaft and a gold tip.
3. The divisions of the shield green at the top, white in the centre and red in the lower third.
4. The Jewel of the degree, an equilateral triangle of gold with the Name of God engraved on it in Hebrew characters.


Key to the 26° Floor Cloth
1. A lighted log.
2. An arm holding a large cutlass.
3. An Angel in a Cloud.
4. A Passion Cross.
5. A Spear.
6. The Crown of Thorns.
7. The Ark of the Covenant.
8. The Tablets of the Law.
9. A Censer.
10. A Caduceus.
11. A Stove, with a Censer on it.
12. An Ingot of Gold.
13. A burning Flame.
14. A Globe.
15. A golden equilateral Triangle.

Deze tekst komt uit het boek Maçonnieke Beschouwingen van A. van Leeuwen (1949).

Dit 3de Pad naar de God-Wereld is wel het meest-imponerende van het Drietal, doch misschien tevens het minstbegrepene. In ons Schema verbindt hij de Sephiroth Chesed (Majesteit) met Chokmah (Wijsheid). Een opvallend punt is dat de Voorzitter van het Kapittel, de Zeer-Verheven Groot-Vorst, geen moker meer hanteert doch een Pijl. Deze heeft een zilveren schacht en een gouden spits, terwijl de veren aan de ene kant rood zijn en aan de keerzijde groen. Dit is analoog met het symbool van de veren pen van de Egyptische Godin Maath, die de Waarheid verzinnebeeldt in de Osiris-Isis-Mysteriën. Het hart van de candidaat, de Osiris N., die door Thot naar Amenti wordt geleid, wordt opgewogen tegen de veren Pen van Waarheid en Anubis, de jakhals-God, die de Gerechtigheid personifieert, controleert de uitslag. In zekere zin symboliseren de Vier Kleuren de Vier Werelden van Bestaan, de Vier Cosmische Elementen, de Vier Sluiers voor het Heiligdom, de Vier Seraphs voor Gods Troon, de Vier aspecten van Goddelijke Manifestatie.
GROEN is Harmonie en symboliseert de geopenbaarde Natuur, het Wereldveld.
ROOD is liefde en symboliseert het Universele Leven, het Zoon-aspect.
ZILVER is Stralende Energie en symboliseert de Cosmische Trans formatiekracht, het Moeder-aspect.
GOUD is Geest en symboliseert de Scheppende Logos, het Vader-aspect.
In deze graad wordt het laatste geleerd wat nog onder woorden kan worden gebracht en in verstaanbare taal kan worden medegedeeld. Het is de laatste fase voordat de Sluiers van het Hoogste Mysterie ons zullen omhullen. Daar zijn alle woorden ijdel, daar baten geen geformuleerde geloften, daar kan alleen Stilte de geheimenissen mededelen. Sommige maçonnieke auteurs menen dat in deze graad een Universele Waarheid zou worden gepredikt. Men verklaart aan de candidaat hoe in elke Godsdienst slechts één enkel aspect van de Absolute Waarheid wordt getoond, omdat de profaan niet in staat is de gehele en ongesluierde Waarheid te aanschouwen en te doorgronden. Dit zou de gewone mens alleen in grote verwarring brengen en daarom toont de godsdienst, welke hij beleidt, hem alleen één bepaald aanzicht.
De Vorst van Genade, de verpersoonlijking van Universele Verdraagzaamheid, moet evenwel alle aspecten kennen en mag voor geen enkele een persoonlijke voorkeur doen gelden. In symbolische taal verklaart de Z\V\Groot-Vorst dit als de vervulling van het Derde Verbond dat GOD met de mensheid heeft gesloten.
Het Eerste Verbond was met de Archipatriarch Noach, waarbij Elohim beloofde de Mensheid nooit meer te zullen verdelgen, ten Teken waarvan Hij Zijn Boog met zeven kleuren in de Hemel plaatste.
Het Tweede Verbond was met de Aartsvader Abraham, waarbij Jahwe beloofde dat uit het menselijk geslacht de grote geestelijke Koningen, de Heilanden der Mensheid zouden voortkomen, ten Teken waarvan Hij Zijn Woord gaf, de Onuitsprekelijke Naam Gods, geborgen in het Allerheiligst Tabernakel.
Het Derde Verbond is met ieder individueel Mensenkind, waarbij God hem belooft dat uiteindelijke Bevrijding zijn onverderfeijik erfdeel is en dat eenmaal de Dag voor hem zal aanbreken dat Licht, Waarheid en Geluk voor immer zullen zegevieren over Duisternis, Dwaling en Ellende. Ten Teken hiervan gaf God Zijn Eniggeboren Zoon, verrezen uit de Dood en opgestegen ten Hemel.
Het Groot-Symbool vaii deze grand is een gesluierd beeld nabij het Altaar. hetwelk de Godin Isis voorstelt, de Godin der Versluierde Geheimenissen. Het beeld houdt een spiegel omhoog, waarin de woorden staan: ,,Inspice et cautus eris” (Spiegelt U en wordt wijs). Is de ons omgevende Natuur niet inderdaad een spiegel, waarin wij onszelf zien? Helaas, zien wij het niet kritisch en bewust en missen daarmede de kans om Wijsheid te verwerven uit onze waarnemingen. Wij menen dat hetgeen wij zien ,,objectief” en buiten ons bestaat. Maar wij zien de maat niet, waarmede wij waarnemen. Voor ons, ouderen, is bijvoorbeeld de Maan een hemellichaam dat zich in schijngestalten aan ons vertoont, waaromtrent wij op school allerlei vervelende en onbelangrijke dingen hebben gehoord. Voor heel jonge kinderen is de Maan een begeerlijk stuk speelgoed, dat, helaas, wat al te ver buiten hun bereik ligt. Wie zal uitmaken welk standpunt het juiste is? Dat is niet essentieel. Wel essentieel is, dat onze visie van ouderen ontstaan is door hetgeen zich in ons heeft afgespeeld. De Maan bleef dezelfde. In de maçonnieke mysteriën leren wil de Maan wederom op geheel andere wijze zien. Wijzelf zijn het die steeds veranderen, de Natuurspiegel blijft zichzelf steeds gelijk.
Wat is de reden, dat de mens zo traag is in het vergaren van Wijsheid? Kennis verwerft hij zich genoeg, maar Wijsheid is hee1 iets anders! Dat komt, omdat wij ons, symbolisch gesproken, bevinden in de duisternis van een graf. Het ,Ik-Beginsel’ (Ahamkara) in het menselijk bewustzijn is de grafspelonk, waarin wij zijn begraven als doden en waar de duisternis ons omgeeft. Wij zijn stijf omwikkeld met een lijkkleed en een zweetdoek ligt op onze ogen, terwijl een zeer grote steen de uitgang van het grafgewelf afsluit. Waar is de Ster, die tot ons roept: ,,Lazarus, kom uit!”, zodat wij wakker worden en in het daglicht treden?
De Ik-schaal moet verbroken worden, indien wij uit deze doodslaap willen opstaan. Dat kan niet gewelddadig, dat eist geen verbeten inspanning van al onze intellectuele of morale vermogens. Met zulke inspanning zullen wij niet anders bereiken dan de schaal verharden, de duisternis dieper maken, het Ik-graf hechter verzegelen. De Bevrijder komt stil en ongemerkt, als een dief in de nacht. Wanneer wij niet waken en onze lampen brandende houden, zal Hij aan ons graf voorbij gaan zonder dat wij iets merken.
Wij moeten een geheel andere methode volgen. Dat is het loslaten van al datgene, wat ons aan de wereld en het leven daarin bindt. Belangeloos te worden en nochtans de diepste en warmste belangstelling te hebben voor alles en allen, dat is de moeilijke taak, welke aan een Vorst van Genade wordt opgelegd. Zonder dit vermogen te hebben verkregen, is het onmogelijk Genade te schenken.
Wie innerlijk gebonden is, kan misschien Vergeving schenken aan wie hem onrecht deed. Maar, dan blijft de schuld, want die kan hij niet wegcijferen. Alleen de bedrijver van het kwaad kan het neutraliseren, uitwissen en de schuld delgen. Dat is zijn Karma. Wij kunnen hem die, door onze vergiffenis, niet afnemen.
Maar wanneer een Mens genade schenken kan, dan wordt zelfs de schuld gedelgd. Er blijft dan niets meer over. Het resultaat is Verlossing, Absolutie, Vrijheid, want er bestaat geen hand van schuld tussen de bedrijver en de dupe van het onrecht. Er blijft alleen de liefde, waarin geen schuld kan bestaan.
Daarom meent de profane mens, dat alleen God aan een zondaar genade schenken kan, zó dat deze geheel vrij is.
Daarom bidden immers de gelovigen? De vorst of koning van een land kan slechts genade schenken in juridisch, dat is werelds opzicht, zodat geen bestraffende hand van het Gerecht de begenadigde in deze wereld meer kan bereiken. Doch innerlijk blijft in de overtreder de zedelijke en spirituele schuld, waarvoor hij eenmaal voor een Hemels Rechter verantwoording zal hebben af te leggen. Gods Genade is absoluut en finaal. Menselijke genade lijkt beperkt en relatief.
Toch is er een Genade, die volkomen vrijheid schenkt en nochtans door een Mens geschonken wordt. Die Mens is de Bevrijde, die over de Ik-Dood heeft gezegevierd. Hij kan inderdaad zeggen: ,,Uw zonden zijn U vergeven”. Doch hij kan het pas, wanneer hij zelf zondeloos is. Dit Mysterie is de kern van het 26ste graads rituaal.
Er zijn wijsbegeerten, die dit spiritueel loslaten beter en duidelijker hebben uitgewerkt dan de meeste anderen. Zo bijvoorbeeld de Islaam in zijn diepste Mystiek en in de Esoteriek van het Geestelijk Sufisme. Ook het oorspronkelijk Mahayana-Buddhisme, waaruit de moderne Theosofie is voortgekomen, wijdt zich aan het probleem van Ik-bevrijding. Misschien is dit de reden, dat in enkele Groot-Machten aan het Sufisme en het Buddhisme een plaats in deze graad is ingeruimd. Evenwel bestaat dan het gevaar, dat wanneer de aard en het karakter van het Mysterie niet terdege worden doorzien, de lering vormelijk oppervlakkig en dogmatisch blijft, waardoor het doel wordt gemist.
Het rituaal van de 26ste graad is weinig symbolisch, omdat vormen altijd belemmeren. Het moment is aangebroken voor een ongesluierde visie. Elke vormelijkheid, elk beeld, ook een zinnebeeld, is en blijft een hinderpaal, een sluier en allen moeten zij weggetrokken worden, wanneer wij eenmaal in het Licht zelf willen binnentreden.
De Pijl van de Z\V\Gr\-Vorst heeft de betekenis van het directe en rechtstreekse. In het Zen-Buddhisine (een van de zuiverste vormen van het Mahayana) spreekt men van de ,,directe verlichting” en de hele techniek van het Zen is op dit ,,Ogenblikkelijke” gericht. In de Prajna-Paramita Sûtra (de Diamanten Sûtra) is dit het centrale onderwerp van de lering. In Zijn toespraak tot Subhuti en de Boddhisattvaas verwerpt Buddha Gautama elk ,,proces” als ondoelmatig en niet geschikt voor Bevrijding. Hoogstens heeft een proces de verdienste van voorbereiding en spanningsaccumulatie. Ook het spannen van een boog is een proces. Geleidelijk spannen zich de spieren, geleidelijk buigt de boog, wijkt de snaar. Maar het schot zelf is plotseling, de volkomen bevrijding van het loslaten. Alle in het geleidelijke proces geaccumuleerde energie gaat ogenblikkelijk en plotseling over op de Pijl, die recht op het Doel afvliegt. Bij de bevestiging van de nieuwe Vorst van Genade raakt de Z\V\Groot-Vorst met de Pijlpunt de borst van de Neofiet op de plaats van diens hart, zeggende: ,,weest immer waar, oprecht en trouw in al hetgeen gij doet of zegt of denkt, U steeds herinnerende dat alles in deze vergankelijke wereld slechts bedoeld is U voor te bereiden op wat eenmaal zeker komen moet: uw opstanding in het Licht van de Eeuwigheid.”
En de ingewijde apostel Paulus verzekert ons: ,,... wij zullen wèl allen veranderd worden; in een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden” (I Cor. XV: 51-52).

Rituaal voor de Graad van Heer van Mededogen (nederlands, 2e helft 19e eeuw).
Prince of Mercy (Amerikaans, 1835).